Bij het bepalen van de verwachte vertrektijden op de haltes vormt de dienstregeling het vertrekpunt. Op basis van de actuele stiptheid van iedere rit worden de verwachte aankomst- en vertrektijden op de volgende haltes van een rit bepaald. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
- Bij een tijdhalte is de verwachte vertrektijd nooit vroeger dan de geplande vertrektijd.
- De verwachte aankomsttijd op de eerstvolgende halte is gelijk aan de Geplande aankomsttijd gecorrigeerd met de actuele punctualiteit van de rit.
- De verwachte vertrektijd is gelijk aan de verwachte aankomsttijd + de minimale halteertijd. De minimale halteertijd is gelijk aan de geplande halteertijd volgens dienstregeling met een maximum van 55 seconden.
Voor de opvolgende haltes wordt, zolang de verwachte vertrektijd niet gelijk is aan de geplande vertrektijd en de rit te laat is, de verwachte aankomsttijd berekend door bij de verwachte vertrektijd van de voorgaande halte 90% van de rijtijd tussen deze halte en de volgende halte op te tellen. Indien de rit te vroeg is of op tijd rijdt, wordt de verwachte aankomsttijd berekend door volledige rijtijd mee te nemen.
Thema's