Verslag OV Forumdagen

Excursie OV Forum

Op 12 en 13 november kwamen de OV-managers bijeen voor de traditionele jaarlijkse tweedaagse excursie van het OV Forum, dit keer volledig online. Ondanks het gemis van het fysiek samenzijn werd het toch een geslaagde tweedaagse. Op het programma stonden twee onderdelen centraal. De eerste dag bood een drietal presentaties over duurzame financiering van het OV. In deze onzekere tijden een actueel en belangrijk onderwerp. Dag 2 bestond uit een boekbespreking van ‘Platformrevolutie’, geschreven door Martijn Arets, expert op het gebied van de platformeconomie, en een discussie over de rol van de platformeconomie in het OV en de rol van de overheid daarin.

Egon Hogenboom trapte af met een presentatie over een EU-rapport over duurzame financiering van het OV. De studie uit 2018 is gebaseerd op een feitenonderzoek en geeft inzicht in innovatieve mogelijkheden, kaders en voorstellen voor innovatieve financiering op verschillende niveaus. Dit leidt tot een veelvoud aan adviezen waarbij voor de Nederlandse situatie de belangrijkste zijn:

  • Creëer een mobiliteitsautoriteit waar niet alleen OV onder valt
  • Creëer maximaal 17 autoriteiten in Nederland (dus met de huidige ov-autoriteiten is de schaal gelijk aan het advies)
  • Creëer lange-termijn-zekerheid over de financiering
  • Stimuleer vergroening door financiering
  • Hanteer een duidelijk tarievenbeleid met daarin plaats voor loyaliteit en premium pricing
  • Koppel financiering aan doelstellingen
  • Neem de waardestijging van grond en vastgoed mee als mede-financieringsbron voor OV
  • Bied vraag- en deelmobiliteitsoplossingen aan als kostenefficiënt alternatief voor ‘gewoon OV’

Vervolgens liet Nico van Paridon (Vervoerregio Amsterdam) zien hoe de VRA de financiering van voertuigen op innovatieve wijze toepast om daarmee de ambities voor Zero Emissie waar te maken. Door de bijdrage van de overheid op te splitsen in operationele kosten (opex) en kapitaalkosten (capex), wordt het mogelijk om voertuigen te financieren zonder dat het een extra bijdrage van de overheid vraagt. Wanneer de gehele capex-bijdrage van de concessieduur wordt gesommeerd, kan hiermee de financiering van de voertuigen worden gedaan. Hiervoor liet Nico een drietal opties zien:

  • Bussenlening, waarbij een lening aan de vervoerder wordt verstrekt voor de aanschaf van de voertuigen. De voervoerder zal hiervoor dan wel een aparte activa BV moeten oprichten
  • Tripartite agreement, hierbij leent de vervoerder van de bank waarbij de ov-autoriteit direct aan de geldverstrekker betaalt of aan de vervoerder ter dekking van de financieringskosten
  • Aparte activa BV, waarbij de activa BV en de vervoerder los van elkaar staan en de ov-autoriteit rechtstreeks de activa BV betaalt

Wilko Mol (OV-bureau Groningen Drenthe) sloot het programma af  met een presentatie over de uitdagingen die een ov-autoriteit ervaart. In zijn ogen kunnen de organisatievorm en verantwoordelijkheden strakker worden georganiseerd. Het OV-bureau gaat alleen over exploitatie en heeft dus niet zoals de schrijvers stellen een bredere verantwoordelijkheid voor strategische planning (SUMP), investeringen en financiering. Het OV-bureau gaat niet over infrastructuur, gaat niet over beleid. Vaak is dat overigens geen probleem. Omdat het OV-bureau al 15 jaar bestaat en een goed verankerde positie heeft bij andere spelers als gemeenten en provincies en iedereen elkaar goed kent, gaat dat doorgaans goed. Maar soms schuurt het. Neem bijvoorbeeld Eelde: De aanpassing van de hoofdweg was een zeer heikel punt in de raad van Tynaarlo, waarbij de gemoederen hoog opliepen. Met als resultaat dat de Raad tegen een aanpassing van de hoofdweg stemde. Men wilde geen parkeerplaatsen opheffen, geen HUB creëren met fietsenstallingen, en geen “GROTE” bus door de straat hebben denderen. Er komt voorlopig geen Q-link en daarmee blijft Eelde verstoken van goed OV. De vraag die Wilko ons daarbij voorlegde is: is dat erg? Het is immers een democratisch besluit.

Op 13 november stond de boekbespreking van ‘Platformrevolutie’ centraal. Marcel Sloot maakte duidelijk dat Martijn Arets in zijn boek heel veel te vertellen heeft. Hij lichtte er daarom het belangrijkste vraagstuk uit: “hoe krijg je als overheid grip op de platformrevolutie?” Het moge duidelijk zijn dat op deze vraag niet zomaar een panklaar antwoord te geven is. Het Rathenau Instituut heeft in 2017 wel een stevige aanzet gedaan. In het rapport ‘Eerlijk delen – waarborgen van publieke belangen in de deel- en kluseconomie’ geeft het instituut een overzicht van een twintigtal beleidskeuzes. Hieronder een bloemlezing:

  • Stimuleer onderzoek naar en een dialoog over de effecten van platformen op publieke belangen en manieren om die te waarborgen
  • Verhelder de juridische status van de (verschillende) platformen
  • Waarborg de betrouwbaarheid van beoordelingen op platformen
  • Zorg ervoor dat gebruikers van platformen hun opgebouwde reputatiedata mee kunnen nemen naar een ander platform
  • Stimuleer dat sociaal zwakkeren profiteren van de platformeconomie
  • Stimuleer not-for-profitplatformen en platformcoöperaties
  • Grote publieke belangen kunnen een verbod van platformen rechtvaardigen
  • De overheid kan een platform als uitvoerende instantie controleren via een vertrouwde derde partij

Ondanks bovengenoemde beleidskeuzes zal in sommige gevallen de bestaande regelgeving niet volstaan, waardoor grip krijgen op zijn zachtst gezegd een stevige uitdaging is. In dat geval dient nieuwe regelgeving te worden ontwikkeld. Een belangrijk aandachtspunt bij nieuwe regelgeving is wel het risico van het ‘waterbedeffect’: een nieuwe regel kan onbedoeld effect hebben op andere vlakken en daarmee per saldo negatief uitpakken.

In de afsluitende discussie werd aan de hand van stellingen ingeschat wat de platformeconomie betekent voor het openbaar vervoer, met als focus de rol van de overheid met betrekking tot het platform MaaS. Alle aanwezigen onderkenden een rol voor de overheid maar verschilden van mening over de invulling. Over beleidsterreinen waar een rol gewenst is, was iedereen het wel snel eens als het ging om: het stellen van ruimtelijke eisen, een grondslag voor tarieven, het creëren van een gelijk speelveld voor nieuwe aanbieders en het bewaken van de toegankelijkheid en (sociale) veiligheid en ‘last but not least’ de beschikbaarheid en vindbaarheid van data.