Net zo min als de autobestuurder een autotechnicus hoeft te zijn, hoeft een overheidsbestuurder met OV ‘in portefeuille’ alles van OV te weten. Maar een soort hoofdstructuur met viertal elementen moet zij/hij eigenlijk wel in beeld hebben: waarom de overheid zich überhaupt met OV bemoeit, welke aangrijpingspunten een provincie heeft, hoe het ’OV-veld’ eruit ziet en wat het vigerende OV-beleid is.
Waarom overheidsrol in OV?
OV-beleid stelt overheden in staat reizigers te (laten) vervoeren. En daarmee kunnen overheden tegelijk meerdere maatschappelijke doelen nastreven:
- stedelijke bereikbaarheid
- landelijke bereikbaarheid
- inclusieve samenleving
- verduurzaming
- economische ontwikkeling
- veiligheid
Vanuit partijprogramma’s en college-akkoorden worden de doelen gepreciseerd, en daar hoort specifiek beleid bij (de aangrijpingspunten).
Aangrijpingspunten OV voor provincies en regio’s
Wat kan een overheid vervolgens concreet doen? Hierbij onderscheiden we vijf hoofdgroepen van aangrijpingspunten:
- de vervoerexploitatie
- infrastructuur en ruimtelijk beleid
- reizigersservices als OV-betalen, OV-reisinformatie en toegankelijk OV
- fundamenten (zoals geld, governance en data)
- bredere mobiliteitsmaatregelen (ketenbeleid, Hubs, MaaS etc.)
Het OV-veld (ordening en samenwerking)
Het ministerie van I&W is wat men noemt ‘systeemverantwoordelijk’ voor OV. Elk ‘aangrijpingspunt’ (zie boven) heeft zo zijn organisatorische eigenheden als onderdeel van het ‘systeem’ zoals I&W dat ontworpen heeft. De vervoerexploitatie is geregeld in de Wet personenvervoer 2000: provincies (‘Decentrale OV-Autoriteiten’) borgen het publieke belang: zij geven concessies af voor het regionale OV en betalen daarvoor vanuit het provinciefonds. Regionale concessies moeten worden aanbesteed (marktelementen) en reizigers hebben wettelijk inspraakrecht. Infrastructuur en ruimtelijk beleid liggen bij gemeenten, provincies en het rijk (ProRail en Rijkswaterstaat). Ook dossiers als OV-betalen, toegankelijkheid en OV-data hebben regionale en landelijke componenten. Daarom kent het ov-veld veel samenwerkingsstructuren, in de provincie (vervoerberaden), landsdelig en nationaal (de Landelijke OV- en Spoortafel en het Nationaal OV-beraad). Al met al best een complexe ‘sector’, waarin veel geld omgaat en veel mensen werkzaam zijn.
Vigerende beleid
Het vigerende beleid is een samenstel van provinciaal/regionaal beleid (beleidsvisies die deels zijn vastgelegd in de concessies en budgetruimte), landsdelig beleid (vaak infrastructurele en netwerkgerelateerde agenda’s) en landelijk beleid. De rijksoverheid heeft samen met de partners in de OV-sector (dus de regionale overheden, concessiehoudende vervoerbedrijven, infrabeheerders en reizigers) begin 2019 de ambities voor OV vastgelegd in het Toekomstbeeld OV 2040. En die zijn hoog: OV moet (met fietsen en lopen) een fors deel van de voorziene groei van de mobiliteit opvangen, vooral in stedelijk gebied. En een ontsluitende functie bieden, bijdragen aan klimaatdoelstellingen, etc. De sector werkt nu programmatisch samen om dit toekomstbeeld te realiseren. Veel van de uitkomsten moeten uiteraard weer per regio ‘neerslaan’, bekostigingsvraagstukken zijn hierbij actueel.